Historie Groene Ster

Gepubliceerd op: 2 december 2016

Update: 12 februari 2019

Wanneer we in de tijd terugkijken, zien we dat het gebied ten oosten van de stad Leeuwarden vanaf de vroege middeleeuwen (vaak op initiatief van kloostergemeenschappen) door graven van sloten en vaarten en aanleggen van dijken, is ontwaterd en als landbouwgrond in gebruik is genomen. Met de introductie van de poldermolens werd het ontwaterde gebied nog verder drooggelegd. Daarnaast vond veenafgraving plaats, waardoor weer plassen als de Grote en de Kleine Wielen ontstonden.

Omdat het gebied ten oosten van Leeuwarden relatief veel zand had en een minder dikke laag veen, bleven de afgravingen beperkt en was de grond vooral voor de veeteelt in gebruik. In de eeuwen die daarop volgden ontstond een stabiele geografische situatie, die mooi is vastgelegd in de eerste kaarten van het kadaster. Wie de kadastrale eigendomskaart uit 1832 van het wielengebied bekijkt (zie www.WatWasWaar.nl) ziet dat de percelen in het gebied vrijwel allemaal als “hooiland”, “weiland” of viswater in gebruik zijn. 

Het eigendom is verdeeld tussen eigenerfde boeren (Anema’s, Venema’s, Veninga’s, Reitsma’s), bekende Friese patriciërsfamilies (Van Burmania / Rengers, Van Sminia, Van Cammingha, Van Jelgershuis), “De stad Leeuwarden”, “Het dorp Tietjerk” en niet te vergeten liefdadigheids-instellingen zoals het Sint Anthony Gasthuis en het Burger Weeshuis. Het gebied ten noorden van de kleine wielen vormde een aparte polder: de “Polder Rozendaal”, die met een windmolen van het Sint Anthony Gasthuis werd bemalen.

Ook in de 150 jaar daarna kwamen de veranderingen langzaam. De spoorlijn tussen Leeuwarden en Hurdegaryp (toen trambaan geheten) werd aangelegd. Boter en kaasbereiding werd langzamerhand verplaatst van de boerderijen naar de melkfabriek (met transport over water natuurlijk). Elektriciteitsleidingen en later telefoonleidingen en gasleidingen werden aangelegd. De bemalingstaak van de polder werd overgenomen door het waterschap, dat daarvoor een “elektrisch gemaal” bouwde.  Het natuur- en recreatiegebied dat we nu “De Groene Ster” noemen, is eind van de jaren ’60 en de jaren ’70 van de vorige eeuw ontstaan door samenvoeging van de percelen weidegrond die werden afgegraven voor zandwinning. Die zandwinning was nodig voor de aanleg van nieuwbouwwijken en nieuwe wegen rond de gemeente Leeuwarden. De rijks-, provinciale- en gemeentelijke overheid creëerden daarmee een “win-win”-situatie: met rijks- en Europese subsidie kon op de plaats van de ontzandingen gebieden voor natuurgerichte dagrecreatie worden aangelegd. Daarmee waren flatbewoners en andere stadsbewoners zonder tuin toch in de gelegenheid om op loop- of fietsafstand van hun woonplaats in de natuur te verblijven (het waren tenslotte de jaren ’70, en recreatie was een overheidstaak en een overheidsbelang).

Tegelijk met de afgraving werd een gemeentelijke herindeling uitgevoerd: de grond van de polder Rozendaal tussen het Ouddeel en Tytsjerk ging over van de gemeente Tytsjerksteradiel naar de gemeente Leeuwarden. Omdat de dekkende veenlaag niet werd afgevoerd maar werd teruggestort in de ontzandingsplassen, ontstond een tot vandaag voortdurend probleem: Het recreatiewater bevat daardoor veel te veel voedingsstoffen, met blauwalgvorming tot gevolg.

De inrichting van de Groene Ster als natuur- en recreatiegebied strekt zich uit over een periode van meer dan veertig jaar. In de toelichting op de rijksbegroting 1969 wordt voor het eerst melding gemaakt van het plan om de Groene Ster aan te leggen. Met het gereedkomen van de laatste ontzanding van de Nieuwe Wielen in 2012 en de herinrichting van de waterhuishouding van de Groene Ster in 2013 leek een nieuwe stabiele periode aangebroken. Doel van de Groene Ster is nog steeds de natuurgerichte dagrecreatie voor de inwoners van Leeuwarden en Tytsjerksteradiel. De reguliere gebruiker/bezoekers van de Groene Ster zijn dan ook vooral sporters, wandelaars, fietsers, trimmers, zwemmers en dagjesmensen die komen genieten van de natuur.